gooien

werkw.

Uitspraak:	[ˈxojə(n)]
Verbuigingen:	gooide (verl.tijd ) heeft gegooid (volt.deelw.)

(iets) met je arm en hand krachtig van je af laten bewegen - hurl, pitch, throw

een bal naar iemand gooien - throw a ball towards someone de deur dicht gooien - bang the door closed

alles eruit gooien (=heftig alles zeggen wat je wilt) - get everything out

iemand eruit gooien (=iemand uit je huis zetten of uit zijn baan ontslaan) - throw someone out; fire someone

© K Dictionaries Ltd.

gooien (ww.)	to cast ; to launch ; to throw ; to toss
het gooien	the casts ; the litters ; the shots ; the throws
gooien	roll

Bronnen: Wikipedia; MWB; interglot; Wakefield genealogy pages; Trueterm




NL: keilen
NL: kieperen
NL: slingeren
NL: smijten
NL: werpen

NL: met de deur gooien EN: slam the door
NL: Iemand gooien met EN: pelt a person with
NL: door elkaar gooien EN: jumble
NL: het gooien op EN: put the blame on
NL: het op een akkoordje gooien EN: reach a compromise